Als de camera regelmatig reset, gevolgd door een enkele pieptoon, kan dit verschillende redenen hebben. Deze zijn:
- Onjuiste bedrading of installatie
- Te weinig spanningsvermogen
- Losse, beknelde of beschadigde kabels
Als de camera voortdurend piept, moet u het probleem met de indicatorlampjes van de camera verhelpen.
In dit artikel
- Voor u begint
- Controleer de verbindingen van de camera
- Stap 1. Bepaal de voedingsbron
- Stap 2. Controleer de bekabeling (aansluitkabel met 3 draden)
- Stap 3. Meet de spanning (aansluitkabel met 3 draden)
- Stap 3. Meet de spanning (OBD-II aansluitkabel)
- Stap 4. Meet de afstand tussen de adapter en het volgsysteem
- Stap 5. Controleer of er een losse verbinding is
- Stap 6. Bekijk of de kabels beschadigd zijn
- Stap 7. Stop de SD-kaart terug
Voor u begint
Pak uw gereedschap
Afhankelijk van uw voertuigtype heeft u het volgende gereedschap nodig:
- Draadschaar
- Zaklamp
- Gereedschap om de voertuigpanelen te verwijderen
- Kruiskopschroevendraaier
- Ratel en steeksleutel
- Multimeter
- Sleutel om de veiligheidsklep van de camera te openen
Zet uw voertuig klaar
Zorg dat:
- Het voertuig zich in een gebied met goede netwerkdekking bevindt.
- Het contact is uitgeschakeld.
Controleer de verbindingen van de camera
Stap 1. Bepaal de voedingsbron
- Zoek naar de voedingskabels van de camera. Deze bevinden zich doorgaans onder het dashboard.
- De camera kan op twee manieren verbonden zijn aan een voedingsbron; dit is afhankelijk van uw voertuigtype.
- Voor lichte bedrijfswagens of privévoertuigen (alleen 12 V) met een OBD-II aansluitkabel gaat u naar Meet de spanning (OBD-II aansluitkabel) .
- Voor lichte voertuigen die vóór 1996 zijn geproduceerd of voor vrachtwagens met aansluitkabels van 9 pennen (alleen 12 V) gaat u naar Controleer de bekabeling (aansluitkabel met 3 draden) .
Stap 2. Controleer de bekabeling (aansluitkabel met 3 draden)
- Beweeg de zwarte aardkabel en aardaansluitingen heen en weer. Zet deze vast als ze loszitten.
- Zoek de zwarte draad. Deze moet geïnstalleerd zijn door middel van insteken in de draad (methode goedgekeurd door Verizon).
- Volg deze stappen als er een andere methode is gebruikt:
- Zoek de juiste draad.
- Strip de isolatie van een deel van de draad.
- Maak een gat in de blootgelegde draad
- Steek de kabel door het gat.
- Wikkel de kabel stevig vast en isoleer met isolatietape.
- Plaats een tiewrap over de isolatietape aan elke zijde van de verbinding.
- Volg deze stappen als er een andere methode is gebruikt:
-
Schakel het contact in.
-
Wacht 5 minuten zodat de camera kan opstarten. De rode, blauwe en groene lampjes gaan knipperen.
-
U hoort een pieptoon en de blauwe en groene lampjes gaan constant branden. Een enkele pieptoon geeft aan dat uw systeem juist is aangesloten en stroom ontvangt.
-
Als de blauwe en groene lampjes niet constant branden na 5 minuten, moet u het probleem met de indicatorlampjes van de camera verhelpen.
-
Als de camera nog steeds opnieuw opstart, ga naar stap 3.
Stap 3. Meet de spanning (aansluitkabel met 3 draden)
- Schakel de ruitenwissers en de verwarming in.
- Zorg dat de DC voedingsadapter is ingeschakeld.
- Zorg dat de bekabeling los is samengebonden en dat de Molex aansluitkabels goed aangesloten zijn. Er mogen geen draden los zitten.
- Als het oranje lampje van de DC voedingsadapter knippert of uit is, neemt u contact op met de Klantenservice om een vervangende adapter of kabel te bestellen.
- Gebruik een multimeter om de ingangsspanning van de voedingsadapter te testen.
- Als de ingangsspanning onder de 12 V komt, is er mogelijk een probleem met de alternator of accu van uw voertuig.
- Controleer de voedingsbronnen van het voertuigvolgsysteem en de camera.
- Scheid deze van elkaar als de voedingsbron hetzelfde is voor beide apparaten. Er is mogelijk een dikkere kabel nodig. Gebruik waar mogelijk altijd de aarding chassis.
- Gebruik de uitgangspen van de regelaar van de multimeter om de uitgangsspanning te meten.
- Als de uitgangsspanning lager of hoger is dan 5 V tussen pen 2 en pennen 3-6, neemt u contact op met de Klantenservice om een vervangende adapter te bestellen.
Als de camera nog steeds opnieuw opstart, ga naar stap 4.
Stap 3. Meet de spanning (OBD-II aansluitkabel)
- Schakel het contact, de ruitenwissers en de verwarming in.
- Zorg dat de DC voedingsadapter is ingeschakeld.
- Zorg dat de bekabeling los is samengebonden en dat de Molex aansluitkabels goed aangesloten zijn. Er mogen geen draden los zitten.
- Als het oranje lampje van de DC voedingsadapter knippert of uit is, neemt u contact op met de Klantenservice om een vervangende adapter of kabel te bestellen.
- Gebruik een multimeter om de ingangsspanning van de voedingsadapter te testen.
- Als de ingangsspanning onder de 13,1 V komt, is er mogelijk een probleem met de alternator of accu van uw voertuig.
- Controleer de voedingsbronnen van het voertuigvolgsysteem en de camera.
- Scheid deze van elkaar als de voedingsbron hetzelfde is voor beide apparaten. Er is mogelijk een dikkere kabel nodig.
- Gebruik de multimeter om de uitgangsspanning te meten.
- Als de uitgangsspanning lager of hoger is dan 5 V tussen pen 2 en pennen 3-6, moet u de DC voedingsadapter controleren.
Als de camera nog steeds opnieuw opstart, ga naar stap 4.
Stap 4. Meet de afstand tussen de adapter en het volgsysteem
- Schakel het contact uit.
- Controleer de afstand tussen de DC voedingsadapter en het voertuigvolgsysteem.
- Als deze minder dan 150 mm van elkaar vandaan zijn, moet u de adapter opnieuw aansluiten op een andere locatie in het voertuig. Hierdoor wordt elektromagnetische interferentie tussen de twee apparaten vermeden.
- Schakel het contact in.
- Wacht 5 minuten zodat de camera kan opstarten. De rode, blauwe en groene lampjes gaan knipperen.
- U hoort een pieptoon en de blauwe en groene lampjes gaan constant branden. Een enkele pieptoon geeft aan dat uw systeem juist is aangesloten en stroom ontvangt.
- Als de blauwe en groene lampjes niet constant branden na 5 minuten, moet u het probleem met de indicatorlampjes van de camera verhelpen.
Als de camera nog steeds opnieuw opstart, ga naar stap 5.
Stap 5. Controleer of er een losse verbinding is
- Schakel het contact uit.
- Zoek naar de kabel die rechtstreeks op de camera wordt aangesloten.
- Beweeg de kabel om te controleren of er een losse verbinding is.
- Als de kabel in slechte staat is, een losse verbinding heeft, verbogen pennen heeft of als de camera opnieuw opstart, neemt u contact op met de Klantenservice om een nieuwe kabel te bestellen.
Als de camera nog steeds opnieuw opstart, ga naar stap 6.
Stap 6. Bekijk of de kabels beschadigd zijn
- Leg de kabelaansluiting van de naar de weg gerichte camera bloot.
- Controleer of de kabels beschadigd zijn.
- Als u zichtbare schade ziet, neemt u contact op met de Klantenservice om een nieuwe kabel te bestellen.
Als de camera nog steeds opnieuw opstart, ga naar stap 7.
Stap 7. Stop de SD-kaart terug
- Gebruik de sleutel om de veiligheidsklep van de naar de weg gerichte camera te ontgrendelen.
- Verwijder de SD-kaart en stop deze weer terug.
- Controleer of de SD-kaart goed in de sleuf zit.
- Zo niet, neemt u contact op met de Klantenservice om een nieuwe SD-kaart te bestellen.
- Schakel het contact in.
- Wacht 5 minuten zodat de camera kan opstarten. De rode, blauwe en groene lampjes gaan knipperen.
- U hoort een pieptoon en de blauwe en groene lampjes gaan constant branden. Een enkele pieptoon geeft aan dat uw systeem juist is aangesloten en stroom ontvangt.
- Als de blauwe en groene lampjes niet constant branden na 5 minuten, moet u het probleem met de indicatorlampjes van de camera verhelpen.