Alarmtypen

De volgende alarmtypen zijn beschikbaar in Reveal:

De volgende alarmen zijn extra opties:

Opmerking

Neem contact op met ondersteuning voor meer informatie over deze toepassingen.

Activiteit-alarm

Zodra u een activiteit-alarm instelt, wordt er een alarm geactiveerd wanneer er door een voertuig of bedrijfsmiddel een activiteit wordt geregistreerd. Een activiteit-activering kan het verplaatsen van het voertuig of bedrijfsmiddel zijn met het contact ingeschakeld, of activiteit die door voertuigsensoren wordt gedetecteerd, zoals een aftakas (PTO).

Opmerking

Als u activiteit-alarmen voor niet-aangedreven bedrijfsmiddelen wilt ontvangen, moet u volgsysteeminstellingen inschakelen. Ga naar Beheer > Bedrijfsmiddelen > Lijst bedrijfsmiddelen > Volgsysteeminstellingen en schakel Controle bij beweging in. U kunt zoals gebruikelijk een activiteit-alarm instellen. Neem contact op met Klantondersteuning als u de volgsysteeminstelling niet kunt inschakelen.

Zo kunt u een activiteit-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden.

    De opties zijn:

    • Iedere activiteit tijdens de tijdsperiode van de controle.

    • Alleen beweging tijdens de tijdsperiode van de controle (de tijdsperiode van de controle wordt bepaald op de pagina Tijden en frequentie, die hierna volgt).

    • Activiteit na stationair draaien: aanbevolen als uw wagenpark lange periodes stationair draait.

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Accu bedrijfsmiddel bijna leeg

Ontvang een alarm wanneer het accuniveau van uw voertuig onder een bepaalde drempelwaarde valt. U kunt deze drempelwaarde instellen wanneer u het alarm aanmaakt en op ieder moment wijzigen. Dit alarm wordt niet herhaald.

Het alarm wordt alleen geactiveerd als er batterijgegevens voor het voertuig beschikbaar zijn. Meer informatie.

Zo kunt u een alarm instellen voor wanneer de accu van uw voertuig bijna leeg is:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u aangedreven bedrijfsmiddelen, niet-aangedreven bedrijfsmiddelen, een groep of uw volledige wagenpark selecteren die u wilt volgen (of alle voertuigen).

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden. Stel een accuniveaupercentage in waarvan u vindt dat het laag is (5% of hoger). Het alarm wordt geactiveerd wanneer het accuniveau van het voertuig dat percentage bereikt.

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Stationair draaien

Met dit alarm worden voertuigen gemarkeerd die langer dan een bepaalde periode stationair draaien. Voor voertuigen waarvoor apparatuur aan boord is geregistreerd in het systeem, kan het worden ingesteld om alarmen te negeren als er een aftakas (PTO actief ) is.

Zo kunt u een stationair-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Voer op de pagina Wagenpark en Alarmopties het aantal minuten in dat u beschouwt als overmatige stationairtijd in het vak Alarmactivering. Het alarm wordt geactiveerd nadat een voertuig langer dan de opgegeven tijd stationair draait. Dit is per alarm ingesteld. Uw instellingen voor stationair in Benchmarks of Mijn Account hebben geen invloed op dit aantal.

    Vink het selectievakje aan naast Activiteit negeren als u geen alarmen wilt ontvangen over stationair draaien in de volgende gevallen:

    • Een voertuig bevindt zich in een bepaald gebied (geofences).

    • Een voertuig staat in privacymodus

    • Er is een sensor ingeschakeld. Dit kan bijvoorbeeld een PTO zijn die ingeschakeld is terwijl een voertuig stationair draait. In dat geval wilt u waarschijnlijk geen notificatie ontvangen.

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Geofence (locatie)

Het gps-volgsysteem in uw voertuig of bedrijfsmiddel stuurt locatiegegevens naar Reveal. Als het volgsysteem locatiegegevens aan Reveal verstuurt vanuit het geofence-gebied, wordt er een alarm geactiveerd. Hoe vaker de gps-locatie gepingt wordt, des te nauwkeuriger is het alarm.

Opmerking

Enkele volgsystemen in bedrijfsmiddelen sturen slechts eens in de 24 uur een gps-update. Dit betekent dat de nauwkeurigheid van het alarm lager is dan voor volgsystemen in bedrijfsmiddelen die gps-updates versturen bij beweging en wanneer de beweging stopt. Neem contact op met de klantenservice als u de rapportfrequentie van een volgsysteem wilt wijzigen.

Zo kunt u Geofence-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep of bedrijfsmiddel (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden. Stel in dat het alarm afgaat wanneer het voertuig of bedrijfsmiddel:

    • Een geofence is ingegaan

    • Een geofence heeft verlaten

    • Een geofence zowel ingegaan is als verlaten heeft

    • In deze geofence is gestopt

    • Deze geofence niet is ingegaan op een gespecificeerd tijdstip

    • Langer in deze geofence is geweest dan de opgegeven tijd.

  4. Bepaal de Geofences: Selecteer de Geofences die u wilt controleren uit uw lijst met Geofences. Indien u er nog geen heeft, maak dan eerst Geofences aan.

  5. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  6. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Onrustig rijgedrag

Een alarm voor onrustig rijgedrag waarschuwt u voor onrustig rijgedrag zoals snel optrekken, bochten snel nemen en hard remmen.

Zo kunt u een onrustig rijgedrag-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen. Om te voorkomen dat u een alarm over onrustig rijgedrag en een video-alarm ontvangt voor hetzelfde voorval, moet u Voertuigen toevoegen waarbij geen camera is geïnstalleerd.

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden. Er zijn drie verschillende mogelijkheden voor typen voorvallen door onrustig rijgedrag:

    • Hard remmen

    • Bochten snel nemen

    • Snelle start (snel optrekken)

    Beslis of u voor alle voorvallen een alarm wilt ontvangen of alleen voor ernstige voorvallen. Zwaarteniveaus zijn afhankelijk van het formaat voertuig en het gedetecteerde soort onrustig rijgedrag. Het volgsysteem activeert een voorval onrustig rijgedrag alleen op basis van de zwaarte van de voorval. Daarentegen nemen videoclassificaties de context van de situatie en het risico op ongelukken in acht.

    Beslis of u pas na een bepaald aantal voorvallen een melding wilt versturen. Dit kan de hoeveelheid notificaties terugbrengen tot een beter beheerbaar niveau als u het gevoel heeft dat u er te veel ontvangt.

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. U kunt op de pagina Alarmontvangers ontvangers toevoegen.

Dubbele alarmen voorkomen

Als u een AI-dashcam heeft, worden meldingen automatisch naar de ontvangers gestuurd als een video van onveilig rijgedrag wordt gedetecteerd. U blijft hiernaast meldingen over onrustig rijgedrag ontvangen, tenzij u ervoor kiest om deze meldingen uit te schakelen.

Contact

Het contact-alarm gaat af wanneer het contact van een voertuig wordt:

  • Ingeschakeld

  • Uitgeschakeld

  • In- of uitgeschakeld.

Zo kunt u contact-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Kies op de pagina Voertuig en Alarmopties een contact-alarm voor een bepaald voertuig of bepaalde bestuurder in een voertuig.

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Inactiviteit

Dit alarm meldt wanneer een voertuig inactief is geweest gedurende een specifiek tijdvenster.

Opmerking

Een voertuig is actief als de motor aanstaat en in beweging is of als de voertuigsensoren een activiteit detecteren, zoals een aftakas (PTO).

Zo kunt u een inactiviteit-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden. Het alarm wordt na een aantal uren en minuten inactiviteit verzonden.

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Late start

Dit alarm wordt geactiveerd op basis van voertuigactiviteit na een door u ingestelde periode. U kunt het type activiteit kiezen.

Zo kunt u een late start-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden; een tijd waarop de late start moet aanvangen. Deze instelling houdt rekening met de tijdzone waarin het voertuig zich bevindt. Kies vervolgens wat u als het startmoment voor een dag beschouwt:

    • Contact aan

    • Eerste beweging (geregistreerd door het voertuigvolgsysteem)

    • Aankomst eerste stop (berekend als de eerste locatie waar het contact uitgeschakeld wordt)

    • Aankomst op een locatie (een Geofence - selecteer een Locatie uit uw lijst)

    • Vertrek van een locatie (een Geofence - selecteer een Locatie uit uw lijst).

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Lange stop

Dit alarm meldt wanneer een voertuig langer stilstaat dan de ingestelde tijd. De instellingen kunnen zo aangepast worden dat het alarm wordt geactiveerd wanneer een voertuig gedurende een bepaalde tijd op een bepaalde locatie is gestopt of wanneer de volgende beweging plaatsvindt (wanneer de motor van het voertuig weer wordt ingeschakeld).

Zo kunt u een lange stop-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden. De tijd die u hier invoert, is de basis waarop een lange stop wordt gemeten. Indien er een aantal Locaties zijn waar uw voertuigen regelmatig stoppen gedurende lange periodes, kunt u het alarm instellen dat de stop op deze locaties niet gemeten wordt.

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Snelheidsoverschrijding

Dit alarm meldt wanneer een voertuig een ingestelde snelheid overschrijdt, of als een opgegeven snelheidslimiet of rijsnelheid overschreden wordt met een bepaald aantal kilometers binnen uw gekozen tijdvenster.

Verizon Connect werkt samen met een externe leverancier van opgegeven snelheden, die constant informatie over de opgegeven snelheden volgt en bijwerkt en daarbij gebruik maakt van publieke, gemeentelijke en satellietgegevens om de snelheidslimieten te verifiëren.

De rijsnelheidsgegevens van Verizon Connect wordt vergeleken met de gegevens van de locatie met de gemiddelde snelheid waarmee voertuigen hebben gereden over dat stuk weg in daluren over het afgelopen jaar.

Verizon Connect heeft alles in het werk gesteld om de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de opgegeven snelheidsinformatie te verzekeren. Indien u afwijkingen aantreft in de informatie, neem dan contact op met het team voor klantondersteuning van Verizon.

Opmerking

Als een bestuurder in privacymodus is, geeft Reveal geen melding van overtredingen van snelheidslimiet.

Zo kunt u een snelheidsoverschrijdings-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden.

    • Voorval met hoge snelheid boven een bepaalde snelheid.

    • Overtreding van snelheidslimiet: XX km/u boven de limiet. Hier kunt u ervoor kiezen om rekening te houden met de aangegeven snelheid op de weg, met de rijsnelheid of beide tegelijk.

    • Beslis of u het alarm pas na een bepaald aantal snelheidsovertredingen wilt laten afgaan met de optie Activeer het alarm pas achteraf. U kunt ook aangeven of u wilt dat deze overtredingen opeenvolgend of niet-opeenvolgend zijn. Deze optie kan handig zijn wanneer u te veel snelheidsoverschrijdingsalarmen ontvangt.

    • Geef aan of u alleen snelheidsoverschrijdingsalarmen wilt ontvangen voor overtredingen die zich op bepaalde locaties voordoen. Zo ja, selecteer dan de gebieden uit uw lijst met Locaties (Geofences).

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Sensoractivering

Het voertuigvolgapparaat kan het in- en uitschakelen van de PTO's controleren. Dit alarm waarschuwt u wanneer de status van een sensor verandert.

Zo kunt u een sensoractivering instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Kies op de pagina Wagenpark en Alarmopties waardoor een alarm geactiveerd dient te worden.

    Selecteer een onderdeel van de boorduitrusting uit de lijst, of kies voor Alle om op de hoogte gebracht te worden van alle veranderingen aan de sensoren.

    Bepaal vervolgens of u wilt dat het alarm actief is wanneer de sensor is:

    • ingeschakeld

    • uitgeschakeld

    • aan of uit

    U kunt met behulp van het selectievakje ervoor kiezen om sensoractivering te negeren wanneer de motor uitgeschakeld is.

  4. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  5. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Het alarm is bedoeld voor klanten waarbij sensors in hun voertuigen zijn geïnstalleerd en sensoractivering is ingeschakeld in hun accounts.

Opmerking

Als u dit alarm wilt gebruiken, neemt u contact op met de klantenservice om te controleren of uw apparaat compatibel is.

Video

Bij klanten van Geïntegreerde video zijn camera's geïnstalleerd in hun voertuigen. Meldingen over video-alarmen worden geactiveerd wanneer:

  • onveilig rijgedrag wordt gedetecteerd

  • een video is opgenomen

  • de video is geclassificeerd als Kritiek, Belangrijk of Matig

  • De video kan bekeken worden.

Er wordt een video-alarm gemaakt en standaard ingeschakeld totdat de beheerder (meestal een persoon in uw organisatie die Reveal het langste gebruikt) het alarm aanpast. De beheerder geeft u ook toestemming om een alarm bij te werken.

Zo kunt u video-alarm instellen:

  1. Volg de stappen uit het artikel Een alarm aanmaken.

  2. Op de pagina Wagenpark en Alarmopties kunt u een voertuig, bestuurder of groep (of uw volledige wagenpark) selecteren die u wilt volgen.

  3. Op de pagina Tijden en frequentie dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

  4. Op de pagina Alarmontvangers dient u de bovenstaande stappen uit het artikel Een nieuw alarm aanmaken uit te voeren.

Waarom worden er dubbele alarmen geactiveerd?

Een video-alarm en een alarm voor onrustig rijgedrag kunnen door hetzelfde voorval geactiveerd worden.

Een bestuurder kan bijvoorbeeld een bocht te snel nemen - ook bekend als Bochten snel nemen. Dit zal een video-opname en een video-alarm activeren. Mogelijk wordt er echter geen alarm over agressief rijgedrag verstuurd, als u besloten heeft om het aantal alarmmeldingen voor uw agressief rijgedrag te beperken. Anders krijgt u mogelijk twee alarmen voor hetzelfde voorval.

Dubbele alarmen voorkomen

Om te voorkomen dat u een alarm over onrustig rijgedrag en een video-alarm ontvangt voor hetzelfde voorval, moet u het volgende doen:

  1. Selecteer een bestaand alarm onrustig rijgedrag of maak een nieuwe aan

  2. Selecteer op de pagina Wagenpark en Alarmopties Voertuigen toevoegen

  3. Voeg handmatig voertuigen toe waarbij geen camera is geïnstalleerd.

Voor veel video-gebruikers is het een goed idee om het alarm voor agressief rijgedrag uit te schakelen, aangezien de video-alarmen u op de hoogte brengen van serieuze ongevallen.

Slepen

Dit alarm wordt geactiveerd als er een voertuig wordt gesleept. Dit alarm is alleen beschikbaar voor klanten die de optie Slepen ingeschakeld hebben.

Rijtijdenoverschrijdingen

Dit alarm wordt geactiveerd wanneer een voertuig een rijovertreding maakt (dagelijkse ritten, dagelijks in dienst, wekelijks in dienst of een pauze van 30 minuten). Dit alarm is alleen beschikbaar voor klanten die de optie Logboek ingeschakeld hebben.

Stroomonderbreking

Dit alarm wordt geactiveerd wanneer het gps-apparaat geen stroomtoevoer meer heeft en het voertuig gedurende een bepaalde tijd niet kan worden gevolgd. Dit alarm is alleen beschikbaar voor klanten die de optie stroomstoring ingeschakeld hebben voor hun accounts.

Opmerking

Als u dit alarm wilt gebruiken, neemt u contact op met de klantenservice om te controleren of uw apparaat compatibel is.

Storingscodes

Dit alarm wordt geactiveerd wanneer een voertuig een storingscode registreert (activeert, deactiveert of beide). Dit alarm is alleen beschikbaar voor klanten die de optie ECM ingeschakeld hebben voor hun accounts.

Nood

Dit alarm wordt geactiveerd wanneer de noodstatus van een voertuig wordt opgestart. Wanneer de bestuurder in paniek is, kan hij een knop in de cabine ingedrukt houden om een noodalarm in Reveal te activeren. Dit alarm is alleen beschikbaar voor klanten die deze optie geactiveerd hebben in hun account en de eenheid hiervoor geïnstalleerd is in hun voertuigen.

Houd de noodknop in de cabine 7 seconden ingedrukt om deze te activeren. Druk de knop in en houd deze 10 seconden ingedrukt om de noodfunctie te resetten of uit te zetten.

Niet-toegewezen voertuig

Dit alarm wordt geactiveerd wanneer een voertuig gedurende een bepaald aantal minuten na het inschakelen van de motor niet is toegewezen.

Een bestuurder toewijzen aan een voertuig.


Was dit artikel nuttig?


Aantal gebruikers dat dit nuttig vond: 12 van 40